Een aanpak van een kwetsbare wijk waarbij alleen maar gedacht vanuit problemen heeft een averechts effect. Instellingen richten zo met de beste bedoelingen een muur van tekortkomingen op tussen de aandachtswijken en de rest van de samenleving. Veel duurzamer is een aanpak die is gebaseerd op de capaciteiten van bewoners. Die verzamel je via asset mapping. We leggen hieronder uit hoe dat werk en binnen welke 4 categorieën je capaciteiten inventariseert.
Een capaciteitsgerichte aanpak begint met het maken van een nieuwe wijkkaart met daarop de volgende assets:
Iedere wijk bestaat uit een unieke combinatie van kwaliteiten waarop in de toekomst kan worden gebouwd. Daarom moet van elke asset de capaciteiten worden geinventariseerd.
Een compleet overzicht kan beginnen bij een inventarisatie van de capaciteiten van de bewoners. Huis na huis, straat na straat ontdek je dat er een grote en rijke variatie aan individuele capaciteiten in de wijk aanwezig is, waar in de wijk nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. Het is belangrijk om bij het opsporen van deze capaciteiten niemand buiten te sluiten. Ook bewoners die als gehandicapt worden bestempeld of bewoners die door anderen gemeden worden omdat ze ‘anders’ zouden zijn, doen mee. In een wijk waar ieders capaciteiten volledig erkend en gebruikt worden, zullen deze mensen als volwaardige wijkbewoners, actief deelnemen aan activiteiten.
Naast het in kaart brengen van de talenten en vaardigheden van individuele wijkbewoners, huishoudens en gezinnen, zal je ook een inventarisatie moeten maken van de vrijwilligers- en bewonersorganisaties uit de wijk. Deze organisaties, die vaak informeler zijn en ook minder afhankelijk van betaalde krachten dan formele instellingen, zijn de verbanden waarin burgers gezamenlijk hun problemen oplossen, of gezamenlijk hun belangen behartigen. Vaak wordt de impact en de omvang van dit vrijwilligerswerk onderschat. Zeker in aandachtswijken. Hoewel het vrijwilligerswerk niet in álle aandachtswijken bloeit, zijn er in de alle wijken wel wat organisaties met actieve bewoners.
Daarnaast werken instellingen en bedrijven in en voor de wijk. Publieke instellingen zoals scholen, bibliotheken, parken, politie en brandweer; non-profit instellingen zoals het welzijnswerk, ziekenhuizen en de zorgsector en ondernemingen, zoals banken, kantoren, maar ook winkels. Deze instellingen en ondernemingen zijn het meest zichtbaar en vormen de formele infrastructuur van de wijk. Het is essentieel om deze infrastructuur te betrekken bij de wijkontwikkeling. Het inventariseren van assets van deze organisaties is eenvoudiger dan de inventarisatie van de assets van individuele bewoners en de informele, sociale infrastructuur van de wijk. Het is echter de kunst om bij deze organisaties een gevoel van verantwoordelijkheid voor de wijk op te roepen en ook om te bereiken dat bewoners een andere relatie met deze organisaties zullen aangaan. In de assets van de wijk mogen die van de formele instellingen en de bedrijven niet ontbreken. Bewoners, vrijwilligersorganisaties en instellingen vormen samen de capaciteitenbasis van elke wijk.
Bij het inventariseren van de capaciteiten van jouw wijkbewoners doe je onderzoek op vier gebieden:
Dit deel bevat een groot aantal vaardigheden die mensen geleerd hebben; op school, thuis, op het werk, als vrijwilliger, van moeder op dochter en van opa op kleinzoon. Het gaat dus niet alleen om vaardigheden die met betaald werk zijn ontwikkeld. Veel mensen hebben vaardigheden ontwikkeld buiten de werkplek die dikwijls van grote waarde zijn voor buren, wijkgroepen en ondernemers. Ze kunnen bijvoorbeeld ook de basis vormen voor een nieuw bedrijf. De vragenlijst wordt afgesloten met een ’top 3′. Aan het eind wordt de ondervraagde persoon verzocht om de beste vaardigheden op te noemen. Dit is belangrijke informatie omdat ieder mens het best zijn eigen vaardigheden kan beoordelen. Omdat je weet dat je er goed in bent, ben je waarschijnlijk sneller bereid er iets mee te doen voor je wijk. Deze vaardigheden vormen de basis voor de wijkontwikkeling. Daarom is het herkennen en activeren van deze vaardigheden een hoofdtaak van het wijkkader.
In dit deel wordt gevraagd naar ervaringen als vrijwilliger. Waaruit bestaan die ervaringen en wat zou de bewoner in de toekomst voor de wijk willen doen? Dit is de ‘grondstof’ voor de wijkontwikkeling. Het maken van verbindingen tussen het potentieel aan vaardigheden en concrete wijkactiviteiten is van levensbelang voor het wijkkader dat op capaciteiten van de bewoners gaat bouwen.
In dit deel worden twee vragen gesteld. Ten eerste of de persoon het plan heeft gehad om een eigen bedrijf te beginnen. Ten tweede of hij of zij momenteel een eigen bedrijf heeft, of parttime werkt in de handel of als eigen baas. Bij de vragen over het ondernemerschap is het belangrijk te benadrukken dat de bewonersorganisatie belangstelling heeft voor alle soorten bedrijven en handel. Of het nu gaat om babysitten, verkoop van parfum aan de bewoners, naaiwerk, bouwklussen, tuinonderhoud, et cetera. Vaak zullen mensen dit geen ‘onderneming’ vinden. Daarom moet je duidelijk maken dat elke activiteit die geld oplevert, interessant is. De meeste kleine ondernemingen groeien namelijk stapsgewijs en vaak is de belangrijkste stap de eerste: het verkopen van goederen of diensten. Met deze informatie kan gekeken worden of er ondersteuning kan worden geboden, door bijvoorbeeld het helpen wegnemen van belemmeringen, of het helpen om de bestaande onderneming verder uit te bouwen.
De vragen op de lijst geven de informatie die nodig is voor de follow-up, namelijk de naam, het adres en eventueel het telefoonnummer van de geïnterviewde. Verdere informatie kan worden toegevoegd als het nuttig is voor het verder ontwikkelen van de capaciteiten van de persoon.
Er zijn tenminste twee factoren die pleiten voor een capaciteitsgerichte aanpak.